Een wit, wollen donstapijt
bedekt de weidse weide
met haar kille vacht
tot aan de horizon.
Een schaap kauwt kleumend
– ondanks haar klederdracht –
de laatste strohalm weg.
Ze staart argwanend,
naar de smetteloze pracht.
Haar bolletje wol steekt
maar lelijk af, ‘t is lang
zo wit niet en zo zacht;
De foute camouflage
dekt haar lading niet.
Och, kon ze maar op jacht
naar de gele dotters,
het malse groene gras;
Het voorjaar… ze smacht.
©irma2013 www.knipoog.nu