Plotseling floepte het licht uit en daar zat ik zonder prothese, in de niet alleen kleine en warme, maar nu ook inktzwarte ruimte. Omdat het een kamertje was zonder ramen, zag ik werkelijk geen hand voor ogen. Het was een vreemde gewaarwording en ik was zomaar even de weg kwijt…
Al snel besefte ik dat het licht hier waarschijnlijk reageert op bewegingsmelders. Want toen ik een kwartiertje geleden het kamertje binnenkwam, sprong het licht immers vanzelf aan? Het licht doofde nu natuurlijk omdat ik zo doodstil had zitten lezen.
Enthousiast begon ik met mijn handen te wapperen. Inwendig moest ik lachen dat ik zo uitbundig tegen niemand aan het zwaaien was. Maar het werkte wel. Het licht sprong inderdaad weer aan. Alles bij elkaar had het misschien een minuut geduurd, maar ik was echt blij en opgelucht. Wat voel je je kwetsbaar als er zoiets gebeurt.
Mensen kunnen nu eenmaal niet zonder licht. Dat bewees dit kleine akkefietje maar weer eens, hoewel ik het natuurlijk allang wist. Als het buiten somber is, heeft dat zijn weerslag op mij. Maar ook als er dagen zijn waarop ik loop te tobben of als ik me niet lekker voel, kan alles zo donker lijken. Het liefst zou ik me dan stilletjes in mezelf keren of de dekens over mijn hoofd trekken.
Eigenlijk is dat niet de oplossing. Als je vergeet in beweging te blijven, wordt het alleen nóg maar donkerder om je heen. Voor je het weet dooft het licht helemaal, zodat je extra kwetsbaar bent en zomaar de weg kwijtraakt. Maar als je in zo’n situatie juist iemand om hulp vraagt of met God in gesprek gaat, dan merk je dat de melder altijd werkt: het licht zal zomaar ineens weer helder gaan schijnen.