We zitten in de wachtkamer van het ziekenhuis, mijn zoon en ik. Bij de oogarts deze keer. Oogcontrole hoort ook bij het standaard onderhoudspakket van diabetes. Er liggen hier geen Duckies en daarom zitten we zacht met elkaar te kletsen. Hij heeft kriebels in zijn buik, biecht hij mij op. Ik knijp hem bemoedigend in zijn hand. Het valt ook niet mee, diabetes en alles wat er nog eens bij komt kijken.
Naast ons begint een oudere dame hardop in onvervalst Haags te mopperen. Het duurt haar, zo te horen, allemaal veel te lang. Mijn zoon en ik gniffelen stiekem om haar gemopper. Voor de zoveelste keer vraag ik me af waarom oudere mensen toch zo vaak haast lijken te hebben. Mijn zoon van 11 houdt zich kranig en het is nog wel woensdagmiddag. Mevrouw zou eens een voorbeeld aan hem moeten nemen, denk ik, want zoiets zeg je natuurlijk niet hardop.
Mevrouw zelf neemt echter geen blad voor haar mond en blijft haar ongenoegen uiten. Totdat aan het einde van de gang iemand wel de euvele moed opvat om wat terug te zeggen. Het blijkt haar man, die haar begeleidt. ‘Wat zeg je?’ schreeuwt de vrouw naar hem door de gang. Zoonlief en ik bijten op onze lip om niet in lachen uit te barsten. ‘Blijf jij voortaan maar thuis,’ roept ze dan ook nog.
Gelukkig worden zowel de mevrouw als wij uit ons lijden verlost: we worden gelijktijdig door twee assistentes meegenomen. Bij zoonlief blijkt alles goed. Hij heeft geen brilletje nodig. Opgelucht staan we binnen een paar minuten alweer op de gang. Bij de lift zien we het stel van de wachtkamer. Ook zij zijn snel klaar. Maar in plaats van dat het gemopper is opgehouden, gaat het gekissebis gewoon door. Nu krijg ik de kriebels. Ik trek mijn zoon aan zijn mouw; we wachten nog wel een lift. Ik heb niet echt behoefte om met hen in één lift te staan.
Als ik, na even wachten, op de knop druk, vliegt de deur meteen open. Tot onze verbazing staat het stel er nog in, volkomen in de veronderstelling dat ze op de begane grond zijn beland. Nadat ik hen er van heb overtuigd, dat ze nog steeds op dezelfde verdieping staan, valt de vrouw de man weer aan. Of hij niet voortaan een beetje beter kan opletten. Ik zie de man in elkaar krimpen en ik knik hem extra vriendelijk toe: ‘Dat kan gebeuren, hoor, meneer.’ Zoonlief en ik besluiten om nu toch maar in te stappen.
‘Hij gaat voortaan niet meer mee,’ snibt de vrouw onverstoorbaar verder. Ik kan het niet laten om het voor de arme echtgenoot op te nemen. ‘Het is toch fijn dat hij u vergezeld?’ Een norse blik van de vrouw is mijn dank. Als de deur openschuift, wijs ik de man nog snel de goede weg. ‘Dank u wel, mevrouw,’ zegt de man, ‘enne… sterkte.’
Bijna had ik het gezegd: Ja, u ook. Heel veel…
5 Comments
Leuk verslag Irma ( zoals gewoonlijk)
Hihi soms maakt het wachten in zo’n wachtruimte het allemaal weer de moeite van het wachten waard 😉 fijn dat zijn ogen weer goed gekeurd zijn.
Bedankt voor je reactie, Yvonne! Als je je ogen en oren open houdt, is er zoveel unieks en grappigs te bespeuren!
Herkenbaar verhaal en grappig beschreven. Maar…. Het verband tussen diabetes en de oogarts ken ik als ervaringsdeskundige. De opmerking “gelukkig geen brilletje” niet. Was dit een dichterlijke vrijheid.,
De arts zei het letterlijk zo: ‘Je hebt iig nog geen bril nodig.’ Vanaf volgend jaar (12 jaar) zullen zijn ogen elk jaar gecontroleerd worden, want kinderen met diabetes hebben nu eenmaal meer kans op slecht zicht en dan is een bril wel degelijk nodig… Bedankt voor je leuke reactie!