Reflectie

Tegen pesten
1 februari 2013
Cito
5 februari 2013

Schrijfopdracht ‘Het meisje met de vlechten”. *

Mijn grote, blauwe ogen staan vol met tranen, doch, mijn gezicht geeft geen emotie. Een traan vindt de vrijheid op mijn ronde, rode wang, zonder dat ik deze droog. Ik kijk stoïcijns voor me uit, misschien zijn het minuten, maar het kan ook uren zijn; enig tijdsbesef ben ik volledig kwijt.
Langzaam wend ik mij van het natgeregende raam af en mijn ogen dwalen af op mijn handen. Die schaar …

Zoef, zoef, klinkt het vlijmscherp, als ik hem losjes vanuit mijn pols in het luchtledige uitprobeer. Hij laat er geen twijfel over bestaan dat hij zijn taak tot in perfectie kan volbrengen, de fonkelnieuwe, zilverkleurige schaar. Het praktische leeslampje, dat fel brandt boven mijn bed, reflecteert haar licht in de schaar en doet hem nog eens extra glanzen. Het schijnt hem voldoende brutaliteit te schenken om mij uit te dagen. Het is hem in ieder geval gelukt mij hardhandig wakker te schudden uit mijn stoïcijnse houding. De brutale schaar is zeker van zijn zaak. Hij heeft er duidelijk zin in om aan de slag te gaan.

Alleen ík ben nog niet zover om de uitdaging met de schaar aan te gaan. In tegenstelling tot hem, ben ik helemaal niet zeker van mijn zaak. Het enige dat ik zeker weet is, dat het er een keer van komt. Al is het niet vandaag, dan wel morgen óf volgende week… Ik ril, mijn schouders schokken ervan. Ergens diep in mijn hart weet ik dat het beter is, als ik het zelf doe. Maar kan ik die keuze maken en de knoop doorhakken? Durf ik echt zo drastisch met de schaar aan de slag? Weer zo’n onmogelijke ‘grote-mensen-keuze’, de zoveelste deze week. Ik zucht verloren en moedeloos, een zucht vanuit mijn tenen. Voor mijn gevoel hebben de gebeurtenissen van de afgelopen week mij in één klap van een vijftien jarig meisje veranderd in een volwassen vrouw.

Nooit had ik gedacht dat zoiets mij zou kunnen gebeuren. Een ander misschien, maar niet mij. Vorige week leek alles nog zo gewoon. We maakten giebelend plannetjes voor het klassenfeest en ‘s avonds zat ik te blokken voor een repetitie. Toen had ik er alles voor over gehad om een paar dagen vrij te zijn. Hoe naïef kun je zijn; ik zou er nu alles voor over hebben, om weer mijn gewone, ordinaire schoolleventje op te pakken. Om een stap terug te zetten, terug naar de tijd van de simpele ‘tiener-keuzes’: Welke kleren ik aan zou trekken en wat ik in het weekend zal gaan doen… Rusteloos laat ik mijn blikken door mijn kamertje dwalen; mijn gezellige, rommelige meidenkamer, met de posters van mijn idolen, de schoolboeken, de kleren van gisteren nog in een hoekje. Een reflectie van mijn echte leeftijd.

Dan zie ik ineens dat de schaar, die ik nog steeds in mijn handen houd, op zijn beurt het licht van het lampje weer doorgeeft aan het fotolijstje dat op mijn bureautje staat. Het fotolijstje met daarin de foto van oom Jacques. Een klein, venijnig scherp lichtje weerkaatst in mijn ogen. Ik sta op van mijn bed, loop er naar toe en pak het lijstje op. Ik kantel het zo, dat het venijnig lichtje niet meer in mijn ogen prikt. Dan streel ik met een vinger voorzichtig over het glas van het lijstje. Oom Jacques, mijn lievelingsoom. Niet te geloven dat het al bijna een jaar geleden is, dat hij is overleden. Hij was zo jong en sterk nog en had van die wilde plannen. Hij had vast ook niet gedacht dat het hem zou kunnen gebeuren. En toch… ‘Oom Jacques’, hoor ik mezelf fluisteren, ‘misschien kom ik binnenkort.’ Ik mis hem nog elke dag, terwijl het lijkt of ieder ander hem al lang vergeten is. Zelfs mama praat bijna nooit meer over hem. Zou het altijd zo gaan? De tranen stromen nu over mijn wangen, net als de regendruppels langs het raam.

Als mama mijn kamer binnenkomt, zet ze haastig het dienblad met het glas versgeperste jus d’orange, het beschuitje met hagelslag en de nieuwste Donald Duck neer op mijn bureau. Een grote scheut oranje sap vliegt over het glas. Maar ze ziet het niet eens. Haar armen zijn al om me heen. ‘Meisje toch’, klinkt het bezorgd. Ze kijkt naar de foto die ik nog steeds tegen me aangedrukt houd. ‘Mama, als ik er eens niet meer ben, ben jij mij dan ook net zo snel vergeten als oom Jacques?’

Dat had ik misschien niet mogen vragen. Maar de vraag was er al uit voordat ik er erg in had. Ik zie dat mama niet goed weet wat ze moet zeggen. Ze slikt en ze slikt. Toch móét ik het weten. Mama maakt zich los uit de omhelzing, houdt me een stukje van haar af en kijkt me in mijn betraande ogen. ‘Hoe kom je erbij dat ik oom Jacques vergeten ben?’, fluistert ze schor, ‘misschien praat ik niet veel over hem, maar ik bewaar de herinneringen aan hem in mijn hart’. Er druppelen nu ook tranen bij mama over haar wangen. ‘En jij, lieve schat, hoe zou ik jou ooit kunnen vergeten?’ Ze drukt een kus op mijn slaap. ‘Maar wij blijven nog heel lang bij elkaar, dat weet ik zeker.’

Als we beiden weer wat gekalmeerd zijn, kijk ik haar beschaamd aan. ‘Dat had ik niet mogen zeggen,’ zeg ik tegen haar en ik schenk haar mijn liefste glimlach. Ik heb niet veel trek in het beschuitje. Wel neem ik een slokje van de frisse sap. Mama slaat het dekbed over me heen en legt de schaar terug op mijn bureau, maar ik merk het al niet meer.

Het zonlicht kriebelt zachtjes mijn gezicht; het licht en de aangename warmte doen mij ontwaken. Het is opgehouden met regenen. Ik rek me uit en draai me op mijn zij. Mijn oog valt op mijn nieuwe petticoat en op de schoentjes met de kleine hakjes, die er onder staan. Een paar weken geleden ben ik met mama naar de stad geweest. Toen ik de petticoat zag met de bijpassende schoentjes, wist ik dat dit het was, waar ik naar op zoek was voor het klassenfeest. Mijn droomjurk. Maar nu weet ik dat ik morgen niet naar het klassenfeestje zal gaan. Ik sla het warme dekbed van me af en sluip zachtjes naar de gang om te kijken of ik iets kan vinden, waarmee ik de petticoat van de kast kan halen. Ik wil mama niet roepen, want ik wil niet dat zij weet wat ik van plan ben. Dit is mijn momentje, niemand mag er getuige van zijn. Gelukkig zie ik een lege krat bier staan. Voorzichtig sleep ik de rammelende krat naar mijn kamer en schuif hem onder de kast waar de petticoat hangt. Als ik er op ga staan ben ik net lang genoeg om de petticoat te pakken.

Ik voel me prachtig, als ik even later een rondje voor de spiegel draai. Die petticoat staat me, weet ik, en die schoentjes geven me het gevoel dat ik zweef. Jammer dat mijn ogen zo gezwollen zijn en mijn haar zo verward, het springt alle kanten op. Snel haal ik een washandje over mijn gezicht en draai mijn prachtige, donkere krullen in twee vlechten, zoals ik het ’t liefste draag. Als ik daarmee bezig ben, voel ik weer die onaangename rilling over mijn rug. Het is mijn haar, dat mij herinnert aan de schaar. Hij ligt nog steeds uitdagend te glimmen op mijn bureautje. Ik pak hem op en knip er nog eens mee in de lucht. Hij lijkt met zijn scherpe voortanden arrogant de lucht te verknippen. Ik hap naar adem en het rillen wordt nog erger. Morgen is het zover, dat wat de dokter mij heeft proberen uit te leggen: Dan krijg ik de medicijnen die langzaam maar zeker al mijn haren zullen doen uitvallen. Haar voor haar. Net zolang tot ik helemaal kaal ben. Kaal, zonder mijn mooie vlechten. Moet ik daarop wachten? Elke dag de haren van mijn hoofdkussen halen? De plukken haar met een borstel uit mijn hoofd lostrekken? Bang zijn voor de spiegel om weer meer kale plekken te ontdekken? Abrupt maak ik mijn keuze, eindelijk zeker van mijn zaak.

Zoef, zoef, klinkt het vlijmscherp. De schaar heeft tot in perfectie zijn taak volbracht. Hij glimt van trots, wat nog eens wordt benadrukt door de zon, die ditmaal voor een weerspiegeling in de schaar zorgt. Het kan geen toeval zijn dat de schaar het verder reflecteert in het fotolijstje met de foto van oom Jacques, mijn enige getuige. Ik kijk hem vragend aan. Hij geeft me een knipoogje. Ik zag het echt, net zo zeker als ik hem kan horen fluisteren: ‘Voorlopig wil ik je hier nog niet zien.’ Achteloos gooi ik de schaar op mijn bureau. Ik knik mijn vreemde evenbeeld in de spiegel vastberaden toe; de eerste stap is gezet. Mama moet straks nog maar even verder helpen. In de kast ligt mijn pruik klaar, mijn pruik met de donkere vlechten.

* Wat houdt de opdracht in? De eerste alinea moet worden afgemaakt, verder moeten de woorden: Donald Duck, krat bier, hagelslag, oom Jacques en petticoat in het verhaal een plaats krijgen. Lengte maximaal 1500 woorden. Deze wedstrijd gaat uit van ‘Boek voor Haar’, zie link op deze site

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

For security, use of Google's reCAPTCHA service is required which is subject to the Google Privacy Policy and Terms of Use.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.