Vol bewondering kijk ik naar de jonge leiding, die de grote club kinderen naar de bijbelklas begeleidt. Ze zullen hun handjes er wel vol aan hebben. Eerst hebben de kinderen zitten wiebelen en draaien in de kerk en nu mogen ze even wat anders doen. Niet vreemd dus dat ze in hun enthousiasme bijna de kerkzaal uitrennen…
Na een klein half uurtje komen ze weer terug. Voorin de kerk vertellen ze over de ‘Toren van Babel’. Het ging niet goed, omdat de torenbouwers een toren wilde bouwen tot in de hemel. Daarom besloot God hun spraak te verwarren, zodat ze elkaar niet meer konden verstaan.
Als jongste weer op zijn plaatsje naast mij zit, kan ik het niet laten om tijdens de collecte te vragen, wat ze allemaal gedaan hebben.
‘We moesten in een groepje een toren bouwen,’ vertelt hij.
Ik knik belangstellend: ‘Dat klinkt leuk.’
‘Ja,’ vindt hij, ‘maar wel moeilijk. We mochten er namelijk niet bij praten…’
Ik moet moeite doen om niet hardop in de lach te schieten. Vandaar dat het zo rustig was. Mijn bewondering voor de leiding stijgt met de minuut. Dat hebben ze toch maar slim aangepakt. Het had niet beeldender gekund.