“Ik noem je, denk ik, maar Xantippe
als ‘n koekje van eigen deeg
omdat aan jou, kleine helleveeg,
helemaal niemand kan tippen.
Al ben je werkelijk prachtig
ik vertrouw je voor geen cent
jij weet je, klein serpent
immers oppermachtig?
Met je felle, groene ogen
houd je ieder in je greep.
Toch zit de werkelijke kneep
in je krabbend vermogen.
Met die scherpe klauwen
heb ik het echt weleens gehad.
Het is ook nooit goed, kleine kat;
je hebt altijd wat te mauwen.
Toch zijn wij aan elkaar verbonden
dat maakt onze relatie complex
want ondanks alles, kleine heks,
heb je mij om je vinger gewonden.
Ja, je naam wordt inderdaad ‘Xantippe’
want wie kan er ooit aan jouw kattigheid tippen?”