‘Poeh, wat is het warm,’ zucht Iris tegen haar grote zus,
‘ik heb verschrikkelijke dorst, ik kan wel blijven drinken.’
‘Gelukkig heeft mama een kan limonade voor ons klaar gezet. We mogen zoveel nemen als we willen. Ik zal straks nog wel wat voor ons inschenken,’ bedisselt Sanne.
‘Die arme plantjes hebben vast ook wel dorst, kijk maar, ze hangen helemaal slap. Zullen we hen ook wat geven?’ giechelt Iris.
‘Nee joh, gekkie,’ meent Sanne, ‘planten drinken water.’
‘Ja maar, ik drink ook wel water, maar toch lust ik veel liever limonade.’
‘Dat is waar. Weet je, we doen het gewoon. We gaan die lieve plantjes eens lekker verwennen. Wat zullen ze smullen!’
Nauwkeurig gieten de zusjes de limonade uit de kan over in twee fleurige gietertjes en gieten het even later giebelend over de planten.
‘Wie weet groeien er volgend jaar wel flesjes limonade aan de planten,’ fantaseert Sanne.
‘Ja,’ gilt Iris, ‘aardbeienlimonade, want die vind ik het lekkerst.’
‘Nee, natuurlijk niet, dit is sinaasappellimonade, dan kunnen er toch nooit aardbeienlimonadeflesjes aan groeien?’
Geschreven n.a.v. een schrijfopdracht voor mijn cursus: schrijf een korte dialoog tussen twee meisjes met een gieter