Deze column is ook te lezen op Maassluis.nu
Nog net op tijd spot ik de kleine rups terwijl ik de hagelwitte bloemkool met een vlijmscherp mes in mooie roosjes tracht te hakken. Een geluk voor haar, want zo kan ik haar leven sparen én een geluk voor mij, want ik moet er niet aan denken dat ik vanavond een extra stukje vlees serveer en hoe ik dat mijn tieners moet uitleggen.
Het is een heerlijk vers bloemkooltje. Straks neem ik de net zo verse krop sla onder handen. Ik geef toe: ik ben het niet meer gewend. Al te vaak bezwijk ik voor het gemak van de kant-en-klaar gesneden en gewassen groenten uit de supermarkt. Maar eigenlijk kan hier toch niets tegen op! Vanmorgen stond het nog parmantig te stralen in het zorgvuldig onderhouden volkstuintje van lieve mensen, die mij er vanmiddag mee kwamen verrassen. Verser dan vers kan gewoon niet. Ik word helemaal vrolijk bij het vooruitzicht van zo’n gezonde, oer-Hollandse maaltijd. Eén zo’n rupsje kan de pret echt niet drukken en het verzekert me er in ieder geval van dat er geen schadelijke bestrijdingsmiddelen gebruikt zijn.
Mijn humeur wordt met de minuut beter. De sla was ik drie keer grondig, dat heb ik van mijn moeder geleerd. En zij kan het weten. Wij aten thuis altijd verser-dan-verse groente uit mijn vaders moestuin. Toch waardeerde ik dat toen niet op de manier zoals ik het nu waardeer.
Mijn vader had namelijk niet zomaar een moestuintje. Nee, hij had een mega-moestuin en elke centimeter van die tuin werd benut. Dat bekende dus dat als de rapen gaar waren, we ook dag in dag uit rapen aten. Of bloemkool of boontjes of worteltjes … Helaas waren de rapen nooit gelijktijdig met de bloemkool, boontjes en worteltjes gaar. Naar mijn idee kwam het altijd in een soort golfbeweging. Dan móest de sla eruit, voordat ze doorschoot en aten we dagelijks sla. Dan weer aten we dágen boontjes, met als enige afwisseling de soorten: snijboontjes, suikerboontjes, grote bonen.
Mijn vader gaf gelukkig ook veel weg. Iedereen die bij ons langskwam kreeg gegarandeerd een tas vol mee naar huis. Ik heb me als kind heel vaak afgevraagd of die mensen wel blij waren met zo’n tas puur-natuur vol groenten … én beestjes …
Ineens weet ik nu, zoveel jaren later, het antwoord op die vraag: natuurlijk waren zij er blij mee, net als ik nu. Natuurlijk hebben zij altijd heerlijk mee gesmuld uit Vaders Moestuin. En natuurlijk namen ze de beestjes op de koop toe. Ik ga er gewoon vanuit.
Als ik klaar ben met het bereiden van de verse groenten kiep ik het ene kleine rupsje – meer heb ik er ook echt niet ontdekt – met de bloemkoolstronken, aardappelschillen en de buitenste slablaadjes in de groene container. Misschien ontpopt zij zich binnenkort tot een prachtige vlinder. Wie weet ontstijgt ze mijn container om haar vleugels uit te slaan boven het volkstuinencomplex met de hagelwitte bloemkolen.
Dat kan ik mijn kinderen toch eigenlijk best uitleggen?